11. De man bleef aldoor dicht bij Petrus en Johannes. De mensen dromden naar hen toe op het plein. (Dat plein wordt 'de Zuilengang van Salomo' genoemd.) Ze waren stomverbaasd.
12. Petrus zag het en zei: "Mannen van Israël, waarom zijn jullie zo verbaasd? Waarom staren jullie ons zo aan? Denken jullie dat wij door onze eigen kracht deze man hebben genezen? Of door onze eigen godsdienstigheid?
13. Nee, de God van Abraham, Izaäk en Jakob, de God van onze voorvaders, heeft dit door zijn Zoon Jezus gedaan. Ik bedoel de Jezus die jullie gevangen hebben genomen omdat jullie niet wilden dat Hij de Messias was. Jullie hebben Hem aan Pilatus uitgeleverd. Pilatus vond dat Jezus vrijgelaten moest worden.