26. Koning Agrippa weet van deze dingen af en ik durf hem hierover te vertellen. Want ik kan niet geloven dat hij niets van deze dingen weet. Ze zijn immers niet in een uithoek van het land gebeurd.
27. Koning Agrippa, gelooft u de profeten? Ik weet dat u ze gelooft!"
28. Maar Agrippa zei tegen Paulus: "Je wil wel heel snel een Christen van mij maken!"
29. Paulus zei: "Ik zou wel tot God willen bidden dat u én gauw, én voor altijd, zo zou worden als ik. En niet alleen u, maar ook alle andere mensen die mij vandaag horen. Maar dan wel zonder deze boeien natuurlijk."
30. Toen stonden Agrippa, Felix, Bernice en alle anderen op.
31. Ze gingen een beetje opzij staan en overlegden met elkaar: "Deze man heeft niets gedaan waarop de doodstraf of gevangenisstraf staat."