Genesis 42:29-32 BasisBijbel (BB)

29. Ze reisden terug naar hun vader Jakob in Kanaän. Ze vertelden hem wat er allemaal was gebeurd.

30. Ze zeiden: "Die man, de heer van het land, was heel kortaf tegen ons. Hij zei dat we spionnen waren.

31. Toen zeiden we tegen hem: 'Wij zijn eerlijke mensen. We zijn geen spionnen.

32. We waren met z'n twaalven. Twaalf zonen van één vader. Eén broer leeft niet meer, en de jongste is nog bij onze vader in Kanaän.'

Genesis 42