1. en
2. Op een keer hadden twee dienaren van de koning van Egypte iets gedaan waar de koning woedend over was. De één was het hoofd van de wijnschenkers. De ander was het hoofd van de bakkers.
3. De Farao liet hen in de gevangenis gooien waar Jozef ook zat.
4. Het hoofd van de lijfwacht gaf Jozef de opdracht voor hen te zorgen. Zo zaten ze daar een tijd in de gevangenis.