26. Geef me mijn vrouwen en kinderen, voor wie ik bij je heb gewerkt, en laat me vertrekken. Want je weet dat ik hard voor je heb gewerkt."
27. Maar Laban antwoordde: "Ga alsjeblieft nog niet weg! Ik heb gemerkt dat de Heer mij heel erg heeft gezegend omdat jij hier bent.
28. Zeg maar wat je bij mij wil verdienen. Dan zal ik je dat geven."
29. Toen antwoordde Jakob: "Je weet zelf dat ik hard voor je heb gewerkt. Ik heb goed voor je kudden gezorgd.
30. Want vóórdat ik kwam, had je niet veel vee. Maar de Heer is aldoor goed voor je geweest sinds ik bij je ben. Daardoor zijn je kudden erg groot geworden. Maar nu zou ik ook wel eens voor mijn eigen familie willen gaan werken."