19. Toen liet God haar zien dat er een waterput was. Ze vulde de zak met water en gaf de jongen te drinken.
20. En God was met de jongen. Hij groeide op en woonde in de woestijn. Hij werd een boogschutter.
21. Hij bleef in de Paran-woestijn wonen. Zijn moeder zocht een Egyptische vrouw voor hem uit.
22. In die tijd zeiden [ koning ] Abimelech [ van de Filistijnen ] en zijn legeraanvoerder Pichol tegen Abraham: "God is met jou in alles wat je doet.