4. Laat mij water voor u halen, zodat u uw voeten kan wassen. En rust wat uit onder de boom hier.
5. Ik zal u wat te eten brengen, zodat u een beetje opknapt voordat u verder reist. Want daarvoor bent u toch bij mij langsgekomen!" Ze zeiden: "Graag!"
6. Abraham ging snel naar Sara in de tent en zei: "Ga vlug deeg maken en brood bakken!"
7. Daarna liep Abraham naar de koeien en koos een gezond, vet kalf uit. Hij bracht het naar de knecht, die het snel voor hem ging slachten en klaarmaken.
8. Toen het eten klaar was, zette hij het voor de mannen neer, met boter en melk. Hij bleef onder de boom staan terwijl zij aten.
9. Toen vroegen ze hem: "Waar is je vrouw Sara?" Hij zei: "Daar, in de tent."