3. En Hij zei tegen mij: "Mensenzoon, eet je vol van deze boekrol." Ik at de boekrol op, en hij smaakte zo zoet als honing.
4. Daarna zei Hij tegen mij: "Mensenzoon, ga nu naar de Israëlieten. Zeg tegen hen wat Ik tegen jou zeg.
5. Ik stuur je niet naar een volk met een moeilijke taal, een taal die je niet begrijpt . Nee, Ik stuur je naar je eigen volk: het volk Israël.
6. Ik stuur je niet naar buitenlandse volken waarvan je de taal niet verstaat. Als Ik je daar naartoe gestuurd had, zouden zij naar je geluisterd hebben.
7. Maar het volk Israël zal niet naar je willen luisteren, want ze willen nooit naar Mij luisteren. Want het hele volk Israël is koppig en eigenwijs.