17. De wielen konden elke kant op gaan. Ze hoefden zich niet om te keren als ze een andere kant op gingen.
18. De velgen van de wielen waren ontzagwekkend hoog. En ze zaten rondom helemaal vol ogen.
19. Als de wezens bewogen, gingen de wielen naast hen mee. Als de wezens opstegen, stegen ook de wielen op.