29. Toen zei Mozes: "Ik ga nu bij u weg en zal tot de Heer bidden. Morgen zal al het ongedierte weg zijn. Maar u mag ons niet langer bedriegen. Houd het volk niet langer tegen om aan de Heer offers te gaan brengen."
30. Toen ging Mozes bij de Farao weg en bad tot de Heer.
31. De Heer deed wat Mozes Hem vroeg. Overal verdween het ongedierte. Er bleef niets van over.
32. Toch bleef de Farao ook deze keer koppig en liet het volk niet gaan.