1. Bezaleël maakte de kist van acaciahout, van 2½ el [ (1,13 m) ] lang, 1½ el [ (68 cm) ] breed en 1½ el [ (68 cm) ] hoog.
2. Hij bedekte die van binnen en van buiten met zuiver goud. Hij maakte er rondom een opstaande gouden rand op.
3. Hij maakte vier gouden ringen aan de vier hoeken: twee ringen aan de ene zijkant en twee ringen aan de andere zijkant.
4. Hij maakte draagstokken van acaciahout en bedekte die met goud.
5. Hij stak de draagstokken in de ringen die aan de zijkanten van de kist zaten. Daarmee moest de kist worden gedragen.
6. Hij maakte van zuiver goud het vergevings-deksel. Het was 2½ el [ (1,13 m) ] lang en 1½ el [ (68 cm) ] breed.
7. Hij maakte twee engelen van massief goud, één aan elke kant van het deksel.