5. De familie die uit Jakob was ontstaan, bestond in totaal uit 70 mensen. Maar Jozef was al in Egypte.
6. Jozef en zijn broers stierven.
7. De Israëlieten kregen veel kinderen, zodat ze al gauw een heel volk werden. Overal in het land woonden Israëlieten.
8. Toen kwam er een koning in Egypte die nooit van Jozef had gehoord.
9. Hij zei tegen zijn volk: "Het volk van de Israëlieten is groot en het is machtiger dan wij.