14. Jaïr, uit de stam van Manasse, kreeg de hele streek van Argob tot de streek van de Gezurieten en de Maächatieten. Hij noemde die streek naar zichzelf: Bazan Havvot Jaïr [ (= 'de dorpen van Jaïr') ]. Zo heet die streek nog steeds.
15. Aan Machir, [ ook ] uit de stam van Manasse, gaf ik Gilead.
16. Aan de stammen van Ruben en Gad gaf ik het gebied vanaf Gilead tot aan de Arnon. De zuidgrens liep door het midden van deze beek. De noordgrens was de beek de Jabbok. Daar begint het gebied van de Ammonieten.