5. Amasa vertrok om de mannen van Juda bij elkaar te roepen. Maar na drie dagen was hij nog niet terug.
6. Daarom zei David tegen Abisaï: "Nu zal Seba nog gevaarlijker voor ons worden dan Absalom was. Achtervolg hem met je mannen. Zorg dat je hem vindt voordat hij een ommuurde stad kan bereiken."
7. Toen gingen Abisaï en Joab met de lijfwacht van de koning en de allerbeste krijgers achter Seba aan.
8. Toen ze bij de grote steen in Gibeon gekomen waren, kwamen ze daar Amasa tegen. Hij was daar eerder aangekomen dan zij. Joab droeg over zijn kleren de riem van een zwaard dat hij in de schede op zijn heup droeg. Toen hij naar Amasa liep, trok hij ongezien zijn zwaard.
9. Joab zei tegen Amasa: "Is alles goed met je?" Tegelijk greep Joab de baard van Amasa, alsof hij hem wilde omhelzen.
10. Amasa zag het zwaard niet dat Joab in zijn hand hield. Joab stak het hem onverwachts in de buik, zodat zijn darmen eruit kwamen. Hij hoefde geen tweede keer te steken, want Amasa stierf onmiddellijk. Daarna gingen Joab en zijn broer Abisaï verder met de achtervolging van Seba.