1. Daarna gebeurde het volgende. Davids zoon Absalom had een knappe zus die Tamar heette. Amnon, een zoon [ van een andere vrouw ] van David, werd verliefd op haar.
2. Hij voelde zich ziek van verliefdheid. Ze was nog niet getrouwd en het was voor Amnon moeilijk haar iets aan te doen.
3. Nu had hij een vriend, die Jonadab heette. Hij was de zoon van Davids broer Simea. Jonadab was een sluwe man.
4. Hij zei tegen Amnon: "Waarom, beste koningszoon, zie je er elke morgen zo bezorgd uit? Wat is er toch?" Amnon antwoordde: "Ik ben verliefd op Tamar, de zus van mijn broer Absalom."