10. Op de 23e dag van de zevende maand liet Salomo het volk naar huis teruggaan. Ze waren allemaal blij en vol goede moed, omdat de Heer zo goed geweest was voor David, Salomo en zijn volk Israël.
11. Salomo was klaar met het bouwen van de tempel voor de Heer. Ook het paleis voor hemzelf was klaar. Alles wat hij wilde maken, was af.
12. Toen kwam de Heer 's nachts naar Salomo toe. Hij zei tegen hem: "Ik heb je gebed gehoord. Deze tempel die jij hebt gebouwd, zal voortaan van Mij zijn. Hier zullen voortaan mijn offers worden gebracht.
13. Het kan gebeuren dat Ik het volk straf. Dan laat Ik het niet regenen, of Ik laat een sprinkhanenplaag komen, of Ik laat de pest uitbreken.