2 Kronieken 35:15-21 BasisBijbel (BB)

15. De zangers, uit de familie van Asaf, stonden op de plaatsen die David, Asaf, Heman en Jedutun (de profeet van de koning) hadden bepaald. De deurwachters stonden op hun plaats bij de tempelpoorten. Ze hoefden hun dienst niet te onderbreken om hun offerdier te gaan slachten, want dat deden de andere Levieten voor hen.

16. Zo was alles die dag geregeld voor de viering van het Paasfeest en het offeren van de brand-offers op het altaar van de Heer. Alles ging zoals koning Josia het had bevolen.

17. Alle Israëlieten die daar waren, vierden zo het Paasfeest en het Feest van de Ongegiste Broden, zeven dagen lang.

18. Sinds de tijd van de profeet Samuel was het Paasfeest niet meer op die manier gevierd. Geen één van de koningen van Israël heeft het Paasfeest gevierd zoals koning Josia het vierde met de priesters, Levieten en alle Judeeërs, alle Israëlieten die daar waren en alle bewoners van Jeruzalem.

19. Dit Paasfeest werd gevierd toen Josia 18 jaar koning was.

20. Zo repareerde koning Josia de tempel en herstelde hij de dienst in de tempel. Daarna trok koning Necho van Egypte met zijn leger [ dwars door Juda ] naar Karkemis (in Babylonië) aan de Eufraat. Maar Josia [ wilde hem niet door zijn land laten trekken en ] trok hem met zijn leger tegemoet.

21. Maar koning Necho stuurde boodschappers naar koning Josia met de boodschap: "U moet zich hier niet mee bemoeien, koning van Juda. Ik strijd niet tegen u, maar tegen het land waarmee ik in oorlog ben. En God heeft gezegd dat ik me moest haasten. Hij staat aan mijn kant. Verzet u niet tegen Hem, want dan zal Hij u doden."

2 Kronieken 35