2 Kronieken 33:11-17 BasisBijbel (BB)

11. [ Daarom strafte de Heer hen. ] Hij zorgde ervoor dat de legeraanvoerders van de koning van Assur Manasse gevangen namen. Ze boeiden hem met twee koperen ketenen. Aan haken namen ze hem mee naar Babel.

12. Toen hij er zo ellendig aan toe was, ging hij weer bidden tot zijn Heer God. Hij had erge spijt van wat hij gedaan had.

13. Daarom luisterde God naar hem en liet hem naar Jeruzalem terugkomen. Hij zorgde ervoor dat hij weer koning van Juda werd. En Manasse gaf toe dat de Heer God is.

14. Hierna bouwde hij een buitenmuur rond de 'Stad van David.' De muur liep vanaf de westkant van de Gihon, door het dal in de richting van de Vispoort en dan rond de heuvel Ofel. Hij maakte de muur flink hoog. Ook plaatste hij legeraanvoerders in de steden met muren in Juda.

15. Hij haalde de godenbeelden en het beeld van Baäl weg uit de tempel van de Heer. Hij brak alle altaren af die hij op de berg van de tempel van de Heer en in Jeruzalem had gebouwd. De stenen gooide hij buiten de stad neer.

16. Hij herbouwde het altaar van de Heer en bracht daar weer offers. Hij beval Juda om de Heer, de God van Israël, weer te dienen.

17. Toch bleven de mensen nog offeren op de altaren buiten Jeruzalem, maar nu alleen aan hun Heer God.

2 Kronieken 33