24. Achaz liet alle voorwerpen uit de tempel van God op een hoop gooien en stukslaan. Hij sloot de tempel van de Heer en zette altaren neer op elke straathoek in Jeruzalem.
25. In elke stad van Juda zette hij altaren neer voor andere goden. Zo maakte hij de Heer, de God van zijn voorouders, woedend.
26. De rest van wat hij allemaal heeft gedaan, vanaf het begin van zijn regering tot aan het einde, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Juda en Israël.
27. Achaz stierf en werd begraven in Jeruzalem, maar niet bij de andere koningen. Zijn zoon Hizkia werd na hem koning van Juda.