19. De Levieten uit de families van Kehat en van Korach stonden op om de Heer luid te prijzen met hun lied.
20. De volgende morgen vroeg trokken ze naar de woestijn bij Tekoa. Josafat zei tegen hen: "Bewoners van Juda en Jeruzalem, luister allemaal naar mij. Vertrouw op de Heer, dan zal alles goed gaan. Geloof zijn profeten, dan zullen jullie succes hebben."
21. Hij overlegde met zijn mensen en stelde toen zangers op die de Heer prezen met een lied. Zij liepen voor de gewapende mannen uit. Ze zongen: "Prijs de Heer, want zijn liefde duurt eeuwig."
22. Op het moment dat zij de Heer begonnen te prijzen, bracht de Heer de legers van de Ammonieten, Moabieten en Edomieten in verwarring.
23. De Ammonieten en Moabieten vielen de Edomieten aan en doodden hen. Daarna gingen ze elkaar te lijf en doodden elkaar.
24. Toen het leger van Juda bij de wachttoren in de woestijn was gekomen en het leger van de vijanden bereikte, zagen ze alleen maar lijken op de grond liggen. Niemand was nog in leven.
25. Josafat en zijn mannen plunderden de lijken. En ze vonden zoveel vee, kleren en kostbaarheden dat het te veel was om in één keer mee te nemen. Ze hadden er drie dagen voor nodig.
26. Op de vierde dag kwamen ze bij elkaar in het dal van Beracha [ (= 'Dank-dal) ]. Daar dankten en prezen ze de Heer. Daarom werd dat dal Beracha genoemd en zo heet het nu nog steeds.
27. Daarna gingen alle mannen van Juda en Jeruzalem weer terug. Met Josafat aan het hoofd gingen ze terug naar Jeruzalem, blij over deze overwinning op hun vijanden. Want de Heer had hen blij gemaakt met deze overwinning.
28. In Jeruzalem gekomen gingen ze naar de tempel van de Heer met harpen, citers en trompetten.
29. Alle andere landen werden erg bang voor de Heer toen ze hoorden dat Hij Zelf tegen de vijanden van Israël had gestreden.
30. Daardoor had het koninkrijk van Josafat rust. God gaf hem vrede aan alle grenzen.
31. Zo regeerde Josafat over Juda. Hij was 35 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 25 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Azuba. Ze was een dochter van Silhi.
32. Net als zijn vader Asa leefde hij zoals de Heer het wil.
33. Alleen haalde hij de altaren in het land niet weg en het volk zelf diende de God van hun voorouders nog niet.
34. De rest van wat Josafat allemaal heeft gedaan, vanaf het begin van zijn regering tot aan het einde, is opgeschreven door Jehu, de zoon van Hanani. Het staat in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël.
35. Maar na deze gebeurtenissen sloot koning Josafat van Juda een verbond met koning Ahazia van Israël, een man die helemaal niet leefde zoals de Heer het wil.
36. Hij sprak met hem af om schepen te bouwen voor de handel met Tarsis. Ze bouwden die schepen in Ezeon-Geber.