2 Koningen 16:12-16 BasisBijbel (BB)

12. Toen de koning uit Damaskus teruggekomen was, bekeek hij het altaar.

13. Hij offerde er zijn brand-offer en meel-offer. Hij goot er ook een wijn-offer op uit en wierp het bloed van zijn dank-offers tegen het altaar.

14. Tussen het nieuwe altaar en de ingang van de tempel van de Heer stond nog steeds het koperen altaar van de Heer. De koning liet het weghalen en aan de noordkant van het nieuwe altaar neerzetten.

15. Koning Achaz beval de priester Uria: "Breng voortaan elke dag het ochtend-offer en het avond-offer op het grote, nieuwe altaar. Offer daar voortaan ook de brand-offers, meel-offers en wijn-offers voor het hele volk en voor mij. Ook moet je daar voortaan alle dank-offers van het volk op offeren en het bloed van de brand-offers en vlees-offers tegen dat altaar werpen. Ik wil niet dat je het koperen altaar nog gebruikt. Ik wil het koperen altaar voortaan gebruiken om uit te zoeken wat God wil. "

16. En de priester Uria deed alles wat koning Achaz hem bevolen had.

2 Koningen 16