21. En de Heer zorgde ervoor dat Hanna nog drie zonen en twee dochters kreeg. Intussen groeide de jonge Samuel op bij de Heer.
22. Eli was inmiddels erg oud. Hij hoorde wel wat zijn zonen Israël aandeden. Ook dat ze naar bed gingen met de vrouwen die in grote aantallen naar de ingang van de tent van ontmoeting kwamen [ om daar als hoer te werken ].
23. Dan zei hij tegen hen: "Waarom doen jullie dat? Iedereen heeft het over de schandalige dingen die jullie doen.
24. Daar moeten jullie mee ophouden, jongens! Want het is niet goed wat jullie doen. Het is jullie schuld dat de mensen geen ontzag meer hebben voor de Heer.
25. Als mensen verkeerd doen tegen elkaar, zullen de rechters over hen rechtspreken. Maar als iemand verkeerd doet tegen de Heer, wie zal dan voor hem opkomen?" Maar ze luisterden niet naar hun vader. Want de Heer had besloten hen te doden.
26. Maar voor de jonge Samuel hadden de mensen steeds meer respect. De Heer en de mensen hielden van hem.
27. Op een keer kwam er een profeet naar Eli. Hij zei tegen hem: "Dit zegt de Heer: Ik heb Aäron duidelijk laten zien wie Ik ben, toen het volk als slaven voor de Farao in Egypte werkte.