1 Samuel 2:15-33 BasisBijbel (BB)

15. Zelfs nog vóórdat de mensen het vet hadden verbrand, kwam de knecht van de priester en zei tegen de man die het vlees-offer bracht: "Geef de priester een stuk vlees om te braden. Hij wil geen gekookt vlees. Geef me dus een rauw stuk."

16. Als de man dan antwoordde: "Eerst moet het vet worden verbrand. Daarna mag je zoveel meenemen als je wil," dan zei de knecht: "Geef het nu onmiddellijk, anders neem ik het met geweld."

17. De Heer vond het heel erg wat Eli's zonen deden. Want daardoor hadden de mensen geen ontzag meer voor de offers van de Heer.

18. Samuel diende de Heer in het heiligdom. Hij was nog maar een jongen en droeg eenvoudige linnen kleren .

19. Elk jaar maakte zijn moeder nieuwe kleren voor hem. Die bracht ze mee als ze met haar man meeging om het jaarlijkse vlees-offer te brengen.

20. Dan zegende Eli Elkana en zijn vrouw en zei: "Ik bid dat de Heer jullie nog meer kinderen zal geven, in de plaats van deze jongen die ze van de Heer gekregen heeft." Daarna gingen ze weer naar huis terug.

21. En de Heer zorgde ervoor dat Hanna nog drie zonen en twee dochters kreeg. Intussen groeide de jonge Samuel op bij de Heer.

22. Eli was inmiddels erg oud. Hij hoorde wel wat zijn zonen Israël aandeden. Ook dat ze naar bed gingen met de vrouwen die in grote aantallen naar de ingang van de tent van ontmoeting kwamen [ om daar als hoer te werken ].

23. Dan zei hij tegen hen: "Waarom doen jullie dat? Iedereen heeft het over de schandalige dingen die jullie doen.

24. Daar moeten jullie mee ophouden, jongens! Want het is niet goed wat jullie doen. Het is jullie schuld dat de mensen geen ontzag meer hebben voor de Heer.

25. Als mensen verkeerd doen tegen elkaar, zullen de rechters over hen rechtspreken. Maar als iemand verkeerd doet tegen de Heer, wie zal dan voor hem opkomen?" Maar ze luisterden niet naar hun vader. Want de Heer had besloten hen te doden.

26. Maar voor de jonge Samuel hadden de mensen steeds meer respect. De Heer en de mensen hielden van hem.

27. Op een keer kwam er een profeet naar Eli. Hij zei tegen hem: "Dit zegt de Heer: Ik heb Aäron duidelijk laten zien wie Ik ben, toen het volk als slaven voor de Farao in Egypte werkte.

28. Ik heb zijn familie uit alle stammen van Israël uitgekozen om mijn priesters te zijn. Zij mogen de offers brengen, de wierook-offers voor Mij aansteken en de borsttas met de stenen dragen waarmee ze Mij om raad kunnen vragen. Zij mogen eten van de offers die de Israëlieten Mij brengen.

29. Waarom hebben jullie dan geen enkel respect voor de offers die Ik bevolen heb te brengen? Waarom ben jij voor je zonen banger dan voor Mij? Jullie eten je rond aan het beste deel van elk offer dat mijn volk Mij komt brengen!

30. Daarom zegt de Heer, de God van Israël: Ik heb duidelijk gezegd dat jouw familie, van vader op zoon, voor altijd bij Mij mag komen om Mij te dienen. Maar nu zegt de Heer: Daar maak Ik een einde aan! Mensen die Mij eren, zal Ik ook eren. Maar met mensen die zich niets van Mij aantrekken, wil Ik niets te maken hebben.

31. Op een dag zal Ik een einde maken aan de macht van jouw familie. Er zal geen oude man meer in je familie voorkomen.

32. Je zal moeten aanzien hoe slecht het met mijn heiligdom gaat, ook al had Ik goed voor Israël zullen zijn. En geen van de mannen in jouw familie zal nog oud worden.

33. De enkele man die Ik overlaat om bij mijn altaar te dienen, zal veel verdriet en ellende hebben. Alle mannen in je familie zullen jong sterven.

1 Samuel 2