5. Toen Saul de [ hoofd ]stad van Amalek bereikt had, legde hij in het dal een hinderlaag.
6. Saul waarschuwde de Kenieten die in Amalek woonden: "Vertrek uit Amalek, zodat jullie niet samen met hen worden gedood. Want jullie zijn goed geweest voor de Israëlieten toen zij uit Egypte kwamen." Toen vertrokken de Kenieten uit Amalek.
7. En Saul versloeg Amalek vanaf Havila tot in de buurt van Sur, dat ten oosten van Egypte ligt.
8. Koning Agag van Amalek greep hij levend. Maar het hele leger doodde hij.
9. Maar Agag doodde hij niet. Ook de beste en één na beste dieren van het vee liet hij leven: schapen, geiten, koeien en lammetjes. Alle waardevolle dieren liet hij in leven. Maar al het minder sterke vee werd gedood.
10. Toen zei de Heer tegen Samuel:
11. "Ik verander mijn plannen. Ik had Saul niet tot koning moeten maken. Want hij trekt zich niets meer van Mij aan. Hij heeft Mij niet gehoorzaamd." Dit vond Samuel verschrikkelijk en hij bad de hele nacht tot de Heer.