1 Samuel 15:24-28 BasisBijbel (BB)

24. Toen zei Saul tegen Samuel: "Ik geef toe dat ik verkeerd gedaan heb. Ik heb niet gedaan wat de Heer gezegd had. Maar ik was bang voor mijn mannen. Daarom heb ik gedaan wat ze vroegen.

25. Vergeef me alstublieft wat ik verkeerd heb gedaan. Ga met me mee terug, dan zal ik me voor de Heer neerbuigen."

26. Maar Samuel antwoordde: "Ik zal niet met u mee teruggaan. Want u heeft het woord van de Heer aan de kant geschoven. Daarom heeft de Heer ú aan de kant geschoven. U zal niet langer koning van Israël zijn."

27. Samuel draaide zich om en liep weg. Saul greep hem nog net bij de punt van zijn mantel, maar die scheurde af.

28. Toen zei Samuel tegen hem: "De Heer heeft vandaag het koningschap van u afgescheurd. Hij heeft het gegeven aan iemand die het meer waard is dan u.

1 Samuel 15