30. En elke ochtend en avond moesten ze klaarstaan om de Heer te prijzen [ met liederen en muziek ].
31. Ook hielpen ze bij alle brand-offers van de heilige rustdagen, de nieuwe maand en de feesten. Ze werkten in groepen die elkaar aflosten volgens een vast rooster.
32. Ze hadden [ nu nog ] allemaal hun taak bij de tent van ontmoeting en zouden [ later ] de priesters helpen bij de dienst in de tempel van de Heer.