27. Toen gaf de Heer aan de engel het bevel om zijn zwaard weg te steken.
28. Toen David zag dat de Heer hem op de dorsvloer van Ornan had geantwoord, offerde hij daar.
29. De tent van de Heer, die Mozes had gemaakt in de woestijn, en het brand-offeraltaar stonden in die tijd op de heuvel bij Gibeon.
30. Maar David kon daar niet heen, omdat hij bang was voor het zwaard van de engel van de Heer. (lees verder)