27. Ram, de oudste zoon van Jerameël, kreeg zonen: Maäz, Jamin en Eker.
28. De zonen van Onam waren: Sammai en Jada. De zonen van Sammai waren: Nadab en Abisur.
29. Abisur trouwde met Abichaïl. Hun zonen waren: Achban en Molid.
30. De zonen van Nadab waren: Seled en Appaïm. Seled kreeg geen kinderen.
31. De zoon van Appaïm was Jiseï. De zoon van Jiseï was Sesan. De zoon van Sesan was Alai.
32. De zonen van Jada, de broer van Sammai, waren: Jeter en Jonatan. Jeter kreeg geen kinderen.
33. De zonen van Jonatan waren: Pelet en Zaza. Dit zijn de kleinzonen van Jerameël.
34. Sesan had geen zonen, maar alleen dochters. Sesan had een Egyptische dienaar, die Jara heette.
35. Sesan liet zijn dochter met zijn dienaar Jara trouwen. Hun zoon heette Attai.
36. Attai kreeg een zoon: Natan. Natan kreeg een zoon: Zabad.
37. Zabad kreeg een zoon: Eflal. Eflal kreeg een zoon: Obed.