32. Hij bouwde in Samaria een tempel met een altaar voor Baäl.
33. Ook zette hij een heilige paal neer. Hij deed allerlei vreselijke dingen. Daarmee maakte hij de God van Israël nog kwader dan alle andere koningen vóór hem hadden gedaan.
34. In die tijd herbouwde Hiël uit Betlehem de stad Jericho. Toen hij de muren bouwde, kostte dat zijn oudste zoon Abiram het leven. En toen hij de poortdeuren inzette, kostte dat zijn jongste zoon Segub het leven. Zo werd werkelijkheid wat de Heer vroeger door Jozua had gezegd.