14. Elk jaar ontving koning Salomo 666 talenten goud [ (20.000 kilo) ].
15. Bovendien kwam er goud binnen van rondtrekkende koopmannen en van handelaars in specerijen, van de koningen van Arabië en van de heersers van de verschillende gebieden van dat land.
16. Koning Salomo liet 200 grote gouden schilden maken. Voor één groot schild werd 600 sikkels [ (6,6 kilo) ] goud gebruikt.
17. Verder liet hij 300 kleine gouden schilden maken. Voor één klein schild werd 300 sikkels [ (3,3 kilo) ] goud gebruikt. Die schilden zette hij in zijn paleis, dat hij 'Bos van de Libanon' had genoemd.
18. Verder liet de koning een grote troon van ivoor maken, bedekt met zuiver goud.
19. De troon had zes treden, een rugleuning met een ronde bovenkant en twee gesloten armleuningen. Naast de armleuningen stonden twee leeuwen.